Op een regenachtige zondagmiddag eind mei zit ik achter
mijn laptop van de lente te genieten. Want dáárvoor was ik tenslotte
teruggekomen uit het warme Bangkok – die mooie Nederlandse lente met dat frisse
groen en die stralende zonneschijn. Wie de goden willen verderven die slaan ze
met waanzin, zo wisten de oude Grieken al. Maar dat ook de weergoden
haatdragend zijn was niet bij me opgekomen. Al met al een goede reden het
begrip lente eens aan een nader onderzoek te onderwerpen. Van de Praagse lente
tot aan de Arabische lente – als we iets positiefs verwachten gebruiken we de
lente als beeld. Om niet zelden daarna verrast te worden door een hete zomer.
Maar wie Stravinsky’s Sacre kent, weet dat ook lentes heel gewelddadig kunnen
verlopen.
Met het begrip lente drukken we blijkbaar onze verwachting
naar de zomer uit. De winter is achter de rug, de natuur loopt weer uit, de zon
laat zich voelen – de belofte van de zomer met zijn genoegens van zon, zee en
vakantie is aanstaande. Lente is een fijn gevoel, ook al valt het weer soms een
beetje tegen. Het gaat ons dan ook niet om de lente zelf. Dat kan ook niet,
want zoveel meer dan beloftes heeft de lente ons niet te bieden. Het gaat ons
om wat erna komt, en waarvan we ons de meest fantastische voorstellingen hebben
gemaakt.
De Praagse lente is daarvan een mooi voorbeeld. Midden in de
koude oorlog – we hadden het neerslaan van de Poolse en de Hongaarse opstanden,
de Cubaanse rakettencrisis, de Koreaanse oorlog en het begin van de Vietnam
oorlog achter de rug, toen plotseling in Praag de lente uitbrak. De nieuwe
Tsjecho-Slowaakse partijleider Dubcek kondigde begin 1968 aan dat hij “socialisme
met een menselijk gezicht” voorstond. Hij verving allerlei oude
partijfunctionarissen, schafte de censuur af en wilde tal van vernieuwingen
doorvoeren. Die lente heeft niet lang geduurd. Ik herinner me nog goed hoe in
augustus 1968 op het Triniteitslyceum in Haarlem, de rector zich via de
intercom tot alle klassen wendde, en aandacht vroeg voor de toespraak van
premier De Jong, die zijn afschuw uitsprak over de inval van de troepen van het
Warschau Pakt. Zo ging dat toen nog, in die dagen van de koude oorlog. De hoop
was vervlogen, de lente voorbij, en de winter zou nog ruim 10 jaar duren –
totdat de glasnost en de perestrojka daar een einde aan maakten. Of was het de
belofte van Star Wars geweest, zoals sommige historici denken? Hoe het ook zij –
de interessante vraag blijft, wie de term “lente” in dit verband het eerste
heeft gebruikt. Waren het de westerse media, of hoopte men ook in Tsjecho-Slowakije
op de naderende zomer.
Veel duidelijker lijkt me de situatie bij het uitbreken van
de Arabische Lente in 2010. We leven inmiddels in een tijdperk van alom
tegenwoordige media, waarbij iedere gebeurtenis wordt geframed en van spin
wordt voorzien. De belofte van democratie in Afghanistan en Irak was op niets
uitgelopen, maar nu brak dan toch spontaan de lente door in de Arabische
wereld. We doen er goed aan te bedenken, dat lente geen begrip is in de Arabische
woestijn, en dat de winter daar het aangenaamste seizoen is. Het lijkt erop dat de
westerse media de opstanden tegen de Arabische dictators hebben willen presenteren als
een late pendant van de Praagse lente, en tot de dag van vandaag blijven veel
media die misleidende term gebruiken. Inmiddels kennen we de aard van de zomer
die erop is gevolgd: burgeroorlogen, een kalifaat, islamitische aanslagen. De
beloftevolle zomer was niet zoals de zomers van het Europese continent, maar
zoals zomers plegen te zijn in de woestijnen van het Midden-Oosten: bruut,
verzengend en meedogenloos. Ik heb niet kunnen achterhalen wie het begrip “Arabische
lente” als eerste heeft gemunt, maar het lijkt me duidelijk dat de term van westerse
makelij is. De wens als vader van de gedachte aan een beloftevolle zomer.
👍🏽
BeantwoordenVerwijderen