Translate

maandag 13 juli 2015

Kolen, staal en knoflook

Op het moment dat ik dit schrijf komen de eerste berichten uit Brussel dat er weer overeenstemming is over een nieuw pakket voor Griekenland. Een beetje witte rook dus, want of deze deal het langer houdt dan aanstaande woensdag, wanneer het parlement in Athene moet beslissen – het blijft de vraag. We hebben de bedragen de afgelopen week zien oplopen van 7 miljard euro (de laatste tranche van het bestaande hulppakket) naar nieuwe pakketten van 30, ruim 50 tot meer dan 80 miljard euro vanochtend. En in Brusselse wandelgangen werden ook nog hogere bedragen gefluisterd, zo kon men vernemen. Voor de rekenaars onder ons geef ik graag nog even het Europese bruto nationaal product als referentie: zo’n 14.000 miljard euro in het afgelopen jaar, dus in dat licht vallen die hulppakketten nog wel mee. De hoog oplopende controverses aan de tafel van de regeringschefs gaan naar mijn idee dan ook over veel meer dan geld.




De Europese Unie is ooit begonnen als een gemeenschap voor kolen en staal, bedoeld om de wederopbouw van het door de oorlog verwoeste Europa vorm te geven, en de beschikbaarheid van die destijds vitale grondstoffen zeker te stellen – vooral voor de belangrijkste partners: Frankrijk en Duitsland. De derde belangrijke grondstof – geld – kwam via de VS in de vorm van Marshall hulp. Een aantal omliggende lidstaten – de Benelux en Italië – deden ook mee, en vormden zo de kern van de latere EU. Het ambitie niveau in de toenmalige EEG was hoog: vergaande economische samenwerking, uitbreiding van het aantal lidstaten, een parlement met geleidelijk toenemende bevoegdheden. En er was de continue discussie over een federaal Europa, met sterke aanhang in Duitsland en de Benelux, versus het Europa van de Staten dat vooral een Frans idee was. Dat alles speelde zich af in de redelijk overzichtelijke wereld van de koude oorlog, waar Amerika en de NATO waakten over onze veiligheid, en waar de dollar de belangrijkste munteenheid was. Economische concurrenten als China bestonden nog niet, de financiële markten waren nog niet geliberaliseerd en liepen keurig aan de leiband van de staat. De wereld van kolen en staal was voor de Europeanen een comfortabele wereld, waarin de Europese welvaartstaat kon worden opgebouwd.

Hoe anders ziet die wereld er vandaag uit. Het Europa van vandaag is de grootste economie ter wereld, maar is afhankelijk van én competitief met China en de VS. De digitalisering en deregulering hebben kapitaal oneindig bewegelijk gemaakt, waardoor de financiële markten een zelfstandige kracht zijn geworden. De uitbreiding van de EU vanaf de jaren ’80 heeft geleid tot een enorme diversiteit op elk vlak. Diversiteit die in de tijd van kolen en staal ondenkbaar was. Knoflook is een belangrijk ingrediënt in het Europese dieet geworden.

Het is de ambitie van de EU om meer te zijn dan alleen een economische gemeenschap. De EU heeft de ambitie ook te staan voor een gemeenschap van waarden – democratie, recht, mensenrechten, milieu. Niet voor niets zijn op deze punten toetredingscriteria geformuleerd voor nieuwe lidstaten, en zijn er een aantal Europese richtlijnen en Europees beleid op dit vlak. Toch is het moeilijk te formuleren wat een Europeaan een Europeaan maakt, en wat bijvoorbeeld een Griek en een Fin gemeenschappelijk hebben – anders dan de Europese geografie.

Die grootste economie ter wereld is een reus op lemen voeten. Twee kernwoorden zijn daarin van groot belang: soevereiniteit en democratie. De Unie heeft (grotendeels) voor een gemeenschappelijke munt gekozen, maar het gemeenschappelijke economische beleid dat daarbij hoort krijgt geen vorm. De Unie wil (en moet) in toenemende mate een rol op het wereldtoneel spelen – de brandhaarden Oekraine, Syrie en Libie liggen aan de grenzen – maar slaagt er niet in een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid van de grond te krijgen, laat staan een gezamenlijke militaire macht van betekenis. De Unie heeft ambities en richtlijnen op het gebied van (mensen)rechten en andere niet-economische waarden geformuleerd, maar faalt bij het afdwingen ervan. De ontwikkeling van economische en niet-economische waarden is nog sterk uit balans, en het niet-economische fundament van de Unie is zwak ontwikkeld. Het belang daarvan is goed te zien bij de beide competitors op wereldschaal, de VS en China, die juist een heel sterk niet-economisch fundament hebben, en daar ook regelmatig hun voordeel mee doen.

De besluitvormingsprocedures in de Unie dateren nog uit de tijd van kolen en staal, zijn dus inefficiënt en nauwelijks opgewassen tegen de turbulente wereld van vandaag. Dat blijkt uit de maandenlange heksendans rond het toch vrij overzichtelijke Griekse probleem. Berg je maar als het een keer echt losgaat in een groot EU-land als Italië of Frankrijk. Dan zal een nachtje doorvergaderen in Brussel niet voldoende blijken te zijn.

De Europese Unie staat op een beslissend punt in zijn geschiedenis. Alle bovengenoemde ontwikkelingen vragen om een sterkere macht en besluitvormingscapaciteit in Brussel. Dat geldt zowel het interne bestuur van de Unie – markt, financiën en mensenrechten – als het optreden in de wereld. Een EU zetel in de Veiligheidsraad zou toch heel wat krachtiger zijn dan de huidige zetels van Groot Brittannië en Frankrijk. Dat alles vraagt om een substantiële soevereiniteitsoverdracht van de lidstaten. Dat vraagt ook om een echte democratische structuur in Brussel, met een echt parlement, want de burgers van de EU mogen er natuurlijk niet op achteruit gaan in hun democratische rechten. En het vraagt natuurlijk om een veel sterkere ontwikkeling van Europa als waardengemeenschap. De Griek en de Fin zouden evenveel gemeenschappelijk moeten hebben als een inwoner van Connecticut met iemand uit Texas. Europa zal zich – of het wil of niet – uiteindelijk tot een federale staat moeten ontwikkelen, met een volwassen democratie op federaal niveau.

Deze utopie staat natuurlijk ver af van de situatie van vandaag. De lidstaten kijken wel uit om al te zichtbaar bevoegdheden over te dragen aan Brussel. Dat levert maar boze burgers en ontevreden parlementariërs op. En natuurlijk stuur je alleen politici van het B-garnituur naar het Europese parlement, die als het zo uitkomt een bezoekende premier mogen koeioneren – in de wetenschap dat hun woorden van geen belang zijn. En toch beweegt Europa zich voort naar een grotere centraliteit. Gedwongen door de banken- en eurocrisis zijn heel wat bevoegdheden naar het centrum overgeheveld, tot aan een begrotingstsaar toe. En wat zou er gebeuren als Europa in een echte veiligheidscrisis belandt, waarvan het vluchtelingenprobleem nu al een onaangename voorbode is. Een defensietsaar?

Het grote nadeel van tsaren is hun gebrek aan democratisch gehalte. Gedwongen door de omstandigheden worden bevoegdheden naar het centrum overgeheveld, en dat proces zal onverminderd door blijven gaan. Maar de democratische controle wordt niet meegeleverd, die blijft op het niveau uit de tijd van kolen en staal. Uiteindelijk zal dit niet houdbaar blijken te zijn. Het draagvlak voor de EU is bij de burger nu al minimaal – getuige de opkomstpercentages bij Europese verkiezingen – en dat zal er zeker niet beter op worden.

De tijd schrijdt voort. Europa beweegt zich onvermijdelijk op het pad naar een federale staat. Die staat moet democratisch zijn, of ze zal uiteindelijk niet zijn. De denkwijzen en procedures uit de tijd van kolen en staal voldoen niet meer. De discussie over het federaal Europa versus het Europa van de nationale staten uit vroeger tijden is al lang achterhaald, en geeft geen antwoord op de vragen waar de Unie nu voor staat.  Het Europese project heeft nieuwe ingrediënten nodig. Als dat lukt, dan wordt een hulppakketje van 80 mrd euro in Brussel vermoedelijk een hamerstuk, maar wel een hamerstuk in het Europese parlement.

1 opmerking: