Op het moment dat ik dit schrijf komen de eerste berichten
uit Brussel dat er weer overeenstemming is over een nieuw pakket voor
Griekenland. Een beetje witte rook dus, want of deze deal het langer houdt dan
aanstaande woensdag, wanneer het parlement in Athene moet beslissen – het blijft
de vraag. We hebben de bedragen de afgelopen week zien oplopen van 7 miljard
euro (de laatste tranche van het bestaande hulppakket) naar nieuwe pakketten
van 30, ruim 50 tot meer dan 80 miljard euro vanochtend. En in Brusselse
wandelgangen werden ook nog hogere bedragen gefluisterd, zo kon men vernemen.
Voor de rekenaars onder ons geef ik graag nog even het Europese bruto nationaal
product als referentie: zo’n 14.000 miljard euro in het afgelopen jaar, dus in
dat licht vallen die hulppakketten nog wel mee. De hoog oplopende controverses
aan de tafel van de regeringschefs gaan naar mijn idee dan ook over veel meer
dan geld.
De Europese Unie is ooit begonnen als een gemeenschap voor
kolen en staal, bedoeld om de wederopbouw van het door de oorlog verwoeste
Europa vorm te geven, en de beschikbaarheid van die destijds vitale
grondstoffen zeker te stellen – vooral voor de belangrijkste partners:
Frankrijk en Duitsland. De derde belangrijke grondstof – geld – kwam via de VS
in de vorm van Marshall hulp. Een aantal omliggende lidstaten – de Benelux en Italië
– deden ook mee, en vormden zo de kern van de latere EU. Het ambitie niveau in
de toenmalige EEG was hoog: vergaande economische samenwerking, uitbreiding van
het aantal lidstaten, een parlement met geleidelijk toenemende bevoegdheden. En
er was de continue discussie over een federaal Europa, met sterke aanhang in
Duitsland en de Benelux, versus het Europa van de Staten dat vooral een Frans
idee was. Dat alles speelde zich af in de redelijk overzichtelijke wereld van
de koude oorlog, waar Amerika en de NATO waakten over onze veiligheid, en waar de
dollar de belangrijkste munteenheid was. Economische concurrenten als China
bestonden nog niet, de financiële markten waren nog niet geliberaliseerd en
liepen keurig aan de leiband van de staat. De wereld van kolen en staal was
voor de Europeanen een comfortabele wereld, waarin de Europese welvaartstaat
kon worden opgebouwd.
Hoe anders ziet die wereld er vandaag uit. Het Europa van
vandaag is de grootste economie ter wereld, maar is afhankelijk van én
competitief met China en de VS. De digitalisering en deregulering hebben
kapitaal oneindig bewegelijk gemaakt, waardoor de financiële markten een
zelfstandige kracht zijn geworden. De uitbreiding van de EU vanaf de jaren ’80 heeft
geleid tot een enorme diversiteit op elk vlak. Diversiteit die in de tijd van
kolen en staal ondenkbaar was. Knoflook is een belangrijk ingrediënt in het
Europese dieet geworden.
Het is de ambitie van de EU om meer te zijn dan alleen een
economische gemeenschap. De EU heeft de ambitie ook te staan voor een
gemeenschap van waarden – democratie, recht, mensenrechten, milieu. Niet voor
niets zijn op deze punten toetredingscriteria geformuleerd voor nieuwe
lidstaten, en zijn er een aantal Europese richtlijnen en Europees beleid op dit
vlak. Toch is het moeilijk te formuleren wat een Europeaan een Europeaan maakt,
en wat bijvoorbeeld een Griek en een Fin gemeenschappelijk hebben – anders dan
de Europese geografie.
Die grootste economie ter wereld is een reus op lemen voeten.
Twee kernwoorden zijn daarin van groot belang: soevereiniteit en democratie. De
Unie heeft (grotendeels) voor een gemeenschappelijke munt gekozen, maar het gemeenschappelijke
economische beleid dat daarbij hoort krijgt geen vorm. De Unie wil (en moet) in
toenemende mate een rol op het wereldtoneel spelen – de brandhaarden Oekraine,
Syrie en Libie liggen aan de grenzen – maar slaagt er niet in een
gemeenschappelijk veiligheidsbeleid van de grond te krijgen, laat staan een
gezamenlijke militaire macht van betekenis. De Unie heeft ambities en
richtlijnen op het gebied van (mensen)rechten en andere niet-economische
waarden geformuleerd, maar faalt bij het afdwingen ervan. De ontwikkeling van
economische en niet-economische waarden is nog sterk uit balans, en het
niet-economische fundament van de Unie is zwak ontwikkeld. Het belang daarvan
is goed te zien bij de beide competitors op wereldschaal, de VS en China, die juist
een heel sterk niet-economisch fundament hebben, en daar ook regelmatig hun
voordeel mee doen.
De besluitvormingsprocedures in de Unie dateren nog uit de
tijd van kolen en staal, zijn dus inefficiënt en nauwelijks opgewassen tegen de
turbulente wereld van vandaag. Dat blijkt uit de maandenlange heksendans rond
het toch vrij overzichtelijke Griekse probleem. Berg je maar als het een keer
echt losgaat in een groot EU-land als Italië of Frankrijk. Dan zal een nachtje
doorvergaderen in Brussel niet voldoende blijken te zijn.
De Europese Unie staat op een beslissend punt in zijn
geschiedenis. Alle bovengenoemde ontwikkelingen vragen om een sterkere macht en
besluitvormingscapaciteit in Brussel. Dat geldt zowel het interne bestuur van
de Unie – markt, financiën en mensenrechten – als het optreden in de wereld. Een
EU zetel in de Veiligheidsraad zou toch heel wat krachtiger zijn dan de huidige
zetels van Groot Brittannië en Frankrijk. Dat alles vraagt om een substantiële soevereiniteitsoverdracht
van de lidstaten. Dat vraagt ook om een echte democratische structuur in
Brussel, met een echt parlement, want de burgers van de EU mogen er natuurlijk niet
op achteruit gaan in hun democratische rechten. En het vraagt natuurlijk om een
veel sterkere ontwikkeling van Europa als waardengemeenschap. De Griek en de
Fin zouden evenveel gemeenschappelijk moeten hebben als een inwoner van
Connecticut met iemand uit Texas. Europa zal zich – of het wil of niet –
uiteindelijk tot een federale staat moeten ontwikkelen, met een volwassen
democratie op federaal niveau.
Deze utopie staat natuurlijk ver af van de situatie van
vandaag. De lidstaten kijken wel uit om al te zichtbaar bevoegdheden over te
dragen aan Brussel. Dat levert maar boze burgers en ontevreden parlementariërs
op. En natuurlijk stuur je alleen politici van het B-garnituur naar het
Europese parlement, die als het zo uitkomt een bezoekende premier mogen
koeioneren – in de wetenschap dat hun woorden van geen belang zijn. En toch
beweegt Europa zich voort naar een grotere centraliteit. Gedwongen door de
banken- en eurocrisis zijn heel wat bevoegdheden naar het centrum overgeheveld,
tot aan een begrotingstsaar toe. En wat zou er gebeuren als Europa in
een echte veiligheidscrisis belandt, waarvan het vluchtelingenprobleem nu al
een onaangename voorbode is. Een defensietsaar?
Het grote nadeel van tsaren is hun gebrek aan democratisch
gehalte. Gedwongen door de omstandigheden worden bevoegdheden naar het centrum
overgeheveld, en dat proces zal onverminderd door blijven gaan. Maar de
democratische controle wordt niet meegeleverd, die blijft op het niveau uit de
tijd van kolen en staal. Uiteindelijk zal dit niet houdbaar blijken te zijn.
Het draagvlak voor de EU is bij de burger nu al minimaal – getuige de
opkomstpercentages bij Europese verkiezingen – en dat zal er zeker niet beter
op worden.
👍
BeantwoordenVerwijderen